Invloed

De gedichten van Martinus Nijhoff hebben een belangrijke invloed gehad op de Nederlandse poëzie in de 19e en 20e eeuw. Nijhoff was een van de eerste moderne dichters van de twintigste eeuw. Op een belangrijke manier vernieuwde hij de Nederlandse poëzie. Tot op de dag van vandaag zijn Nijhoff’s gedichten De wandelaar (1916), Vormen (1924) en Nieuwe gedichten (1934) een bron van inspiratie voor dichters en lezers. Zijn verzamelde gedichten zijn vaak herdrukt.
Nijhoff was een van de weinige die in staat was om een gecompliceerde thematiek in eenvoudige taal te vatten.
Hij was tijdens zijn leven niet alleen een belangrijke dichter, maar ook een belangrijke criticus. Zijn literaire kritieken gebruikte hij als opstapje voor het verkondigen van zijn overtuigingen. Met zijn belangstelling voor poëzie waarin de vorm boven de persoonlijkheid van de dichter gesteld wordt, gaf hij de aanzet tot een discussie die van bepalende invloed is geweest op de manier waarop in Nederland over poëzie gedacht wordt. 
Martinus werd op 20 april 1894 geboren in Den Haag. Hij werd vernoemt naar zijn grootvader, die eerder in 1833 al een uitgeverij en een boekenhandel oprichtte. 
De familie was redelijk rijk en zijn vader was een beroemd zakenman en bibliograaf. Nijhoffs moeder bekeerde zich in 1902 tot het christendom en werkte voor het leger des Heils. Martinus Nijhoff deed op zijn twaalfde gymnasium in Den Haag en ging daarna rechten studeren in Amsterdam. Pas na de eerste wereldoorlog behaalde hij zijn titel.
Nijhoff begon al vroeg met het schrijven van poëzie. Van zijn twaalfde tot zijn achttiende schreef hij in De nieuwe courant liefdesgedichten. Nijhoffs eerste gedichten zijn helaas niet bewaard gebleven. De vroegste nog overgeleverde gedichten stammen uit april 1910, de maand dat Nijhoff zestien werd. 'Roeien ’s Middags' en 'Roeien ’s Avonds' verschenen in 1913 in het studentenweekblad Propria Cures.
 
In zijn studententijd probeerde Nijhoff om naast de studentenbladen ook nog in andere bladen te komen met zijn gedichten. Zo stuurde hij zijn werk op naar verschillende tijdschriften zoals De beweging en De nieuwe gids.
In 1916 lukte het hem uiteindelijk wel om enkele gedichten gepubliceerd te krijgen in Elsevier’s geïllustreerd maandschrift. 
In 1916 trouwde hij op tweeëntwintigjarige leeftijd met Antoinette Hendrika Wind. Het zou geen gelukkig huwelijk worden en eindigde in 1950. Ook in 1916 verscheen Nijhoffs debuutbundel De wandelaar, nu een van zijn meest bekende werken.  In 1919 werd Pierrot aan de lantaarn uitgegeven. Nijhoff schreef dit lange gedicht (geschreven als een dialoog voor toneel) in 1916, toen hij als militair in Goirle (Noord-Brabant) gestationeerd was. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij volledig voor de literatuur. Hij was een tijdje criticus, verbonden aan Het nieuws van den dag en schreef later ook in de wekelijkse literatuurbijlage van de Nieuwe Rotterdamse courant. Nijhoff ontwikkelde zich tot een gezaghebbend criticus en reisde daarnaast ook veel. Hij woonde voor kortere of langere tijd in onder meer Frankrijk, Denemarken, Zweden, Italië en Engeland.
 
In 1924 verscheen de bundel Vormen en daarmee zette hij definitief zijn naam in de Nederlandse literatuur. Vormen wordt gezien als een hoogtepunt in de moderne Nederlandse poëzie van het begin van de twintigste eeuw. Toen Nijhoff 37 was, in 1932,  ging hij naar de Utrechtse universiteit waar hij Nederlandse taal- en letterkunde studeerde.  In 1937 rondde Nijhoff zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde af met het behalen van zijn titel. In hetzelfde jaar volgde ook de eerste publicatie van het epische gedicht 'Het uur u'. 
 
Van 1939 tot 1941 was Nijhoff voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde, vereniging van letterkundigen, taalkundigen en historici. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd Nijhoff opgeroepen en deed hij dienst als reservekapitein. Hij raakte echter al in de eerste uren van de oorlog gewond aan zijn voet. Hij liet zich pas naar het ziekenhuis brengen toen hij ervan verzekerd was dat zijn manschappen veilig en in orde waren. Nijhoff verhuisde tijdens de oorlogsjaren terug naar Den Haag, waar hij illegale activiteiten verrichtte. Zo raakte hij betrokken bij het illegale tijdschrift Vrij Nederland. Nijhoff kreeg het voorstel om het Amsterdamse professoraat in de letteren, een raad van verschillende profesoren in de letterkunde, over te nemen. Toen hij dit weigerde moest hij gedwongen onder duiken. Daarna heeft Nijhoff tot aan zijn dood aan de Kleine Kazernestraat in Den Haag gewoond, waar hij in de Hongerwinter van 1944 dagelijks eten uitdeelde aan kinderen, totdat ook zijn voorraad op was.
Na de oorlog ging Nijhoff werken als letterkundig adviseur bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Ook werkte hij mee aan de Woordenlijst voor Groene Boekje.
 
In 1950 scheidde Nijhoff van Antoinette Wind. In dat jaar verscheen ook zijn laatste grote werk onder de titel Het heilige hout. Het bevat drie Bijbelse aspecten, waaraan Nijhoff in totaal ongeveer tien jaar gewerkt heeft. Nijhoff noemde Het heilige hout  ‘voortzetting van een levenswerk van mijn moeder’, die zangdiensten voor de jeugd schreef. In 1952 hertrouwde Nijhoff met de toneelspeelster Georgette Hagedoorn, voor wie hij verscheidene gedichten vertaalde, zoals T.S. Eliots kerstgedicht 'De reis van de drie koningen'. De uitgever Bert Bakker bereidde intussen een uitgave voor van het Verzameld Werk van Nijhoff, ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de dichter. Ook waren er plannen om gezamenlijk een nieuw literair tijdschrift uit te brengen, onder de titel Maatstaf. Voor de plannen gerealiseerd konden worden stierf Nijhoff onverwacht aan een hartaanval, op 26 januari 1953. Op 30 januari werd hij begraven op het kerkhof Westduin in Den Haag. In maart 1953 verscheen het eerste nummer van Maatstaf, dat was gewijd aan het overlijden van Nijhoff. Maatstaf moest een tijdschrift worden waarin Nederlandse schrijvers ongeacht hun leeftijd, hun politieke en godsdienstige overtuigingen hun gedachten, hun verbeeldingen, hun inzichten en hun meningen kunnen doorgeven. Ondanks het overlijden van Nijhoff groeide Maatstaf uit tot een belangrijk en groot literair tijdschrift dat bestaan heeft tot 1999.