Adieu
09-03-2014 14:55
Droom dan tenminste dat wij nimmer scheidden,
Wij droomden het zoo vaak, kind, naast elkaar.
Nu kuste ik, toen je sliep, voor 't laatst den zijden
Geurenden overvloed van je wild haar.
Ik nam mijn vedel, liet me 't raam uitglijden,
Sloop door den boomgaard, telkens omziend naar
Het venster, open in den klimtop, waar
Jij met een glimlach droomt dat wij nooit scheiden.
Droom dan, als in het sprookje, honderd jaar:
Droom dat je met mij zwierf en met me bij de
Herbergen speelde en dansen begeleidde -
Adieu. Wellicht maakt ginds een tovenaar
Een blonden prins van dezen vedelaar
Wiens kus je wekt, en zijn wij nooit gescheiden.
Analyse:
Het gedicht adieu van martinus nijhoff is traditioneel in strofen verdeeld en bestaat in totaal uit 4 strofen. Met een rijmshema van: a b a b a b b a b c a b b a.
Het gedicht zelf gaat over een persoon die afscheid neemt van zijn geliefde, maar dat zelf niet wil. Hij gaat er vandoor terwijl zij slaapt en hoopt dat ze in hun dromen altijd bij elkaar kunnen blijven. Als je gaat kijken naar de rijm in dit gedicht zie je dat er in de eerste strofe sprake is van gekruisde rijm en in de tweede strofe van omarmende rijm. In de eerste strofe heb je een eindrijm met scheiden-zijden en elkaar-haar en in de tweede strofen uitglijden-scheiden en naar-waar. Als je naar de laatste twee strofen kijkt zie je dat de rijm door de strofen heen gaat: jaar-tovenaar-vedelaar en begeleidde-gescheiden. De alliteratie in de eerste strofe is nimmer-nooit-nu. In de tweede strofe is het nam- naar-nooit en de alliteratie in de derde strofe is sprookje-speelde. In de vierde strofe is er geen alliteratie. Er is in het gedicht ook assonantie in de eerste strofe, dat is naast-laatst-haar. Bij de tweede strofe is dat boomgaard-naar-waar. De assonantie in de derde strofe is droom- sprookje-droom en in de laatste strofe is de assonantie maakt-tovenaar-vedelaar. Door deze rijm te gebruiken worden de woorden op het eind van een zin wel meer benadrukt en het leest makkelijker met een eindrijm. Nu kijken we naar de stijlfiguren in het gedicht. Hier zie je dat er gebruik gemaakt is van herhaling, dat zie je in de derde strofe. Het dromen wordt herhaalt om er nadruk op te leggen. Ook dat ze nooit scheiden wordt herhaalt. Dat zie je in de laatste regel van de tweede en vierde strofe dit is ook om er nadruk op te leggen. Als je kijkt naar de beeldspraak in dit gedicht zie je een vergelijking met als in de zin: ‘droom dan, als in een sprookje’. Hierbij is een sprookje het beeld. Het effect hiervan op het gedicht is dat het makkelijker en mooier leest en het benadrukt nogmaals het dromen. Er wordt in dit gedicht geen gebruik gemaakt van intertekstualiteit.
Rick
Contact
martinus nijhof