In dezen morgen zie ik dat de nachten
Dragend geweest zijn, van extase zwaar -
En onze dagen, lichtend in elkaar,
Ernstig van de bezinning der gedachten.
Boven de warreling van zwarte nachten
En witte dagen, staan wij, boven 't jaar.
En zien de harde oneindigheden naar
Het wentlen onzer wereld zich verzachten.
Ik heb me plat tegen den grond gelegd
En woorden heb ik tot mezelf gesproken,
Die ook een doode tot zichzelve zegt,
Die in zijn donkere eenzaamheid ontwaakt:
Leven was goed al heeft het mij gebroken,
Leven is goed ofschoon het dooden maakt.